Brainstormen in Corona tijd

Vandaag verscheen op de website van de NRC de nieuwe togacolumn van Mr. Jacco Janssen, senior strafrechter van de rechtbank in Rotterdam, oftewel “mijn” rechtbank. De hele column is hier te lezen:

https://www.nrc.nl/nieuws/2020/04/16/strafrechtspraak-kan-ook-in-crisis-weer-snel-op-orde-zijn-a3996934

In het stuk omschrijft Mr. Janssen de problemen waar de strafrechtspraak tegenaan loopt in deze Corona tijden en noemt hij zes voorstellen / oplossingsrichtingen. Vooraf gezegd, ik ken Mr. Janssen van zittingen en heb hem hoog staan. Het is een ervaren rechter die met lef het vak uitoefent waarvoor ik hem zeer waardeer. De voorstellen die hij doet zijn creatief, maar roepen ook wat vragen op. Ik ben zo vrij hierop in te gaan. Bovenal omdat ik met hem eens ben dat we dit met zijn allen moeten doen.

Het eerste voorstel is dat er zittingen in de avonden en weekenden plaats kunnen vinden. Ik ben hier geen tegenstander van, los van het feit dat je moeilijk van advocaten kan verwachten dat ze zeven dagen per week gaan werken, inclusief avonden. Dit klemt des te meer, nu de sociale advocatuur en de Minister van Rechtsbescherming al jaren van mening verschillen over de vergoedingen voor laatsgenoemde groep. Althans, ook de Minister erkent dat de vergoedingen ontoereikend zijn, maar geld erbij is absoluut geen oplossing die hij wil bieden, ondanks een duidelijk en helder rapport van de Commissie v.d. Meer, waarover ik eerder schreef. Sociaal advocaten krijgen geen cent voor een groot aantal proceshandelingen. Ik noem iedere raadkamer behalve de eerste twee, waarbij de tweede maar voor de helft wordt vergoed. Ieder opheffings- of schorsingsverzoek doet de sociaal advocaat geheel gratis. Pro forma zittingen waarbij alleen de voorlopige hechtenis wordt besproken, worden niet vergoed. Het bijwonnen van verhoren van gedetineerde clienten worden niet vergoed, behalve de eerste keer. Om dan van de sociale advocatuur te vragen om in de avonden en weekenden aan de slag te gaan, met in het achterhoofd dat de Minister daar zeer waarschijnlijk geen cent extra voor uit gaat trekken, is nogal wat.

Het tweede voorstel is om eenvoudige zaken bijvoorbeeld via Skype af te doen. Ik ben voorstander, maar het voorstel bevreemdt nu het uitgerekend de rechtspraak is die weinig vatbaar lijkt voor innovatieve ideeen op dit gebied. Toen de rechtbanken “dicht” gingen behoudens urgente zaken heb ik onmiddelijk de voorzitter van de bijzondere raadkamer, van uitgerekend de rechtbank Rotterdam, aangeschreven. Mijn probleem zat hem in het feit dat klaagschriften tegen ingevorderde rijbewijzen als niet urgent werden aangemerkt en dus niet werden behandeld. Het Landelijk Procesregelement van nota bene de Rechtspraak noemt deze zaken namelijk expliciet als urgent. Ik heb talloze voorstellen gedaan: doe de zaken schriftelijk af, hoor mij desnoods telefonisch, hoor mij in persoon zonder client. Ik kreeg niet meer terug dan een “het is wat het is, hopelijk in de toekomst anders”. De gevolgen voor clienten waren groot. Ondernemers, die toch al in zwaar weer verkeerden, konden niet meer opkomen tegen de beslissing van het O.M. om hun rijbewijs ingevorderd te houden. Het leeuwendeel van procedures die ik op dit punt voer leiden normaliter tot gegrond verklaarde klaagschriften en teruggave van het rijbewijs. Maar ieder voorstel om deze zaken af te kunnen doen werd voor kennisgeving aangenomen.

En het eindigt niet alleen bij dit soort zaken. Er stonden genoeg zittingen in mijn agenda die doorgang hadden kunnen vinden met inachtneming van de veiligheidsmaatregelen. Eenvoudige zaken, waarin mijn client er niet op stond in persoon te worden gehoord. Zaken waarin ik zelf naar de rechtbank had kunnen komen en mijn weg naar de zittingszaal had kunnen vinden, zonder dat een bode mij begeleidt. Zaken waarin ik in de zittingszaal op ruim 1,5 meter afstand van zowel de officier als de rechter namens client had kunnen pleiten en waar een vonnis uit had kunnen komen. In plaats daarvan werden achtien (!!) zittingen in één maand simpelweg geschrapt van de rol.

Het derde en vierde voorstel, namelijk het verhogen van het strafmaximum voor de PR en het introduceren van een meervoudige PR, heb ik weinig bezwaren tegen. De vraag is of het zeer veel effect heeft, nu ik in mijn veertien jaar lange carriere nog niet mocht meemaken dat een PR voor het maximum ging dat hij of zij kon opleggen. Er lijkt me meer te winnen in het zorgvuldiger appointeren van zaken en beter selecteren. Ik heb immers genoeg zaken voor de MK gedaan die een ieder van de drie rechters toch echt als PR af had kunnen doen.

Het vijfde voorstel, nadenken over een standaardtarief voor schadevergoedingen in zaken van eenvoudige (gewelds)delicten, klinkt efficient en is dat wellicht ook, maar neemt niet weg dat er toch echt per zaak zal moeten worden gekeken of er ruimte is voor het toekennen van een dergelijke vergoeding.

Het laatste voorstel betreft het betrekken van de advocatuur bij het inplannen van de zaken. Zoals collega Mr. Knoester opmerkte zijn wij al betrokken bij het inplannen, namelijk door afstemming tussen partijen op welke datum en tijdstip een zitting plaatsvindt. Hier ligt echter ook nog ruimte (en een verantwoordelijkheid) bij onze gewaardeerde opponent, het openbaar ministerie. Veelvuldig worden zaken nog steeds ingepland zonder overleg, die vervolgens moeten worden ingetrokken omdat de advocaat verhinderd is. Dat is een probleem dat met een simpel telefoontje vooraf had kunnen worden voorkomen. In één zaak maakte ik mee dat het O.M. tot driemaal toe de dagvaarding de deur uitdeed, zonder een enkele keer te overleggen, terwijl na de eerste keer al expliciet was verzocht de datum even af te stemmen.

We staan voor grote veranderingen die van zowel de Rechtspraak, als het Openbaar Ministerie als de advocatuur creativiteit en innovatief denken vragen. We moeten het inderdaad met zijn allen zien te doen, met elkaar meedenken en flexibel meebewegen waar nodig. Ik zal daarin altijd bereid zijn mijn steentje bij te dragen, zoals ik dat ook altijd heb gedaan.