Voornemens

Goede voornemens 2015

Het is weer een nieuw jaar en dus tijd voor goede voornemens. Van die gelegenheid zou ik graag gebruik maken om een paar potentiele goede voornemens te formuleren, noem het anders tips, voor het “Crime fighter” duo van onze Minister van Justitie de heer Ivo Opstelten en diens Staatssecretaris de heer Fred Teeven (ook wel liefkozend gezamenlijk Opteeven genoemd). Mocht het kabinet 2015 niet overleven, hetgeen niet geheel onmogelijk is, kunnen eventuele opvolgers natuurlijk naadloos dezelfde tips nemen voor wat het hen waard is.

Voornemen 1: Pak het gedoogbeleid een keer aan en maak een keuze

Het is voor Nederlandse strafrechtadvocaten niet te doen om het gedoogbeleid in logische bewoordingen uit te leggen aan welke buitenlandse collega dan ook. Ja het klopt dat je in Nederland als coffeeshop is beperkte mate softdrugs mag verkopen. Nee, je mag het niet telen. Nee, je mag het ook niet inkopen. Wel verkopen, niet inkopen, niet telen.

De rechtbank Noord Nederland kon op 16 oktober 2014 eens uitgebreid ingaan op deze materie. Een echtpaar werd vervolgd voor het hebben van een kwekerij. Opvallend was dat de kwekerij netjes een administratie bij hield, belasting afdroeg, de energienota keurig werd voldaan en de stroom legaal werd afgenomen terwijl alleen geleverd werd aan gedoogde coffeeshops. Ook richting politie en justitie was altijd open kaart gespeeld.

De uitspraak is hier terug te lezen.

De rechtbank stelt de “achterdeur”-problematiek en de onzinnigheid en onwerkbaarheid van het systeem aan te orden en legt de verdachten geen straf op.

Het is simpel, of je gedoogd, of je gedoogd niet. Dus of alle handel is strafbaar, dus sluit je alle coffeeshops. Of je houdt dat systeem in stand maar realiseert je dan ook dat die coffeeshops bevoorraad moeten worden en daar vindt je dus een oplossing voor. De casus van de rechtbank Noord Nederland lijkt me, op zich, geen ongewenste. Het is inzichtelijk, levert geen overlast op, energiemaatschappijen worden netjes betaald en je vangt ook nog eens belastinginkomsten (IB & BTW).

Het is in dit kader overigens opvallend te noemen dat uitgerekend in diverse staten van de Verenigde Staten de handel in hennep inmiddels is gelegaliseerd en ze daarmee sneller zijn dan het gedoogland van oudsher, Nederland.

Voornemen 2: Draai per direct de Wet Beperking Taakstraffen terug.

Een eerste voorbeeld van symboolwetgeving / wetgeving voor de bühne.

Bij wet van 17 november 2011 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het beperken van de mogelijkheden om een taakstraf op te leggen voor ernstige zeden- en geweldsmisdrijven en bij recidive van misdrijven (Stb. 2012, 1, inwerkingtreding 3 januari 2012) is art. 22b Sr opnieuw ingevoegd.

Het artikel luidt sindsdien:

Artikel 22b

1.Een taakstraf wordt niet opgelegd in geval van veroordeling voor:
a. een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld en dat een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ten gevolge heeft gehad;
b. een van de misdrijven omschreven in de artikelen 181, 240b, 248a, 248b, 248c en 250.

2.Een taakstraf wordt voorts niet opgelegd in geval van veroordeling voor een misdrijf indien: 1° aan de veroordeelde in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane feit wegens een soortgelijk misdrijf een taakstraf is opgelegd, en
2° de veroordeelde deze taakstraf heeft verricht dan wel op grond van artikel 22g de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis is bevolen.

3.Van het eerste en tweede lid kan worden afgeweken indien naast de taakstraf een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel wordt opgelegd.

De wet was een direct gevolg van een maatschappelijke oproep tot strenger straffen. In plaats van de rechterlijke macht die roep op waarde in te laten schatten en indien mogelijk daarin een koerswijziging plaats te laten vinden, werd de plicht de rechterlijke macht opgelegd.

Maar zeker door het 2de lid is enigszins uit de bocht gevlogen. Als iemand zich moet verantwoorden voor een vernieling of een (eenvoudige mishandeling), hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan relatief lichte feiten, dient dus de 2de keer binnen 5 jaar hoe dan ook iets anders opgelegd te worden dan een “kale” taakstraf. Terwijl en talloze situaties zijn te bedenken waarbij, alles overwegende en alle omstandigheden meegenomen, de taakstraf de juiste strafoplegging zou zijn.

Ook voor jeugdigen is dit inmiddels vastgelegd in artikel 77ma van het Wetboek van Strafrecht. Dit artikel maakt onderdeel uit van de op 1 april 2014 in werking getreden Wet van 27 november 2013 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met de invoering van een adolescentenstrafrecht. Zoals blijkt uit de MvT bij deze wet is de reden van het invoeren van artikel 77ma gelegen in het feit dat, in navolging van de op 3 januari 2012 in werking getreden Wet beperking oplegging taakstraffen ten aanzien van volwassenen, “ook bij jeugdigen een taakstraf niet in alle gevallen een aanvaardbare reactie kan vormen op een misdrijf” (MvT TK, p. 34).

De rechtbank Amsterdam heeft inmiddels forse kritiek gegeven en wijst op het pedagogisch karakter van het jeugdstrafrecht.

De uitspraak is hier terug te lezen.

De rechtbank stelt (onder andere):

“De rechtbank wenst te benadrukken dat het jeugdstrafrecht wordt gekenmerkt door de aparte positie die het inneemt binnen het Wetboek van Strafrecht. Zij kenmerkt zich door het pedagogische karakter ervan. Het doel van het jeugdstrafrecht is (her)opvoeding en resocialisatie. De artikelen 77g en 77h WvSr bieden de rechter een scala aan straffen en maatregelen om dat doel in het individuele geval te verwezenlijken. Het jeugdstrafrecht is steeds maatwerk, afhankelijk van de individuele situatie van de verdachte en de omstandigheden waaronder het feit is begaan.”

De rechtbank stelt vervolgens vast dat van maatwerk op deze wijze geen sprake kan zijn.

Daarnaast zien we dat sinds 2011 al links en rechts door officieren van justitie, rechters en advocaten creatief oplossingen worden verzonnen om deze wetswijziging te omzeilen. Zo worden verdachten een nachtje voor op het bureau gehouden waarna en taakstraf wordt opgelegd in combinatie met een dag gevangenisstraf. Ook worden in sommige gevallen boetes opgelegd in plaats van werkstraffen. Rechters redeneren dan vaak enigszins sarcastisch maar volledig terecht “De feiten rechtvaardigen een taakstraf maar zijn te licht voor een gevangenisstraf. Gezien het feit dat de wetgever het opleggen van een werkstraf echter onmogelijk heeft gemaakt in deze zaak zal worden volstaan met een geldboete”.

Zie bijvoorbeeld het Gerechtshof Arnhem – Leeuwarden in augustus 2014:

“De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte en zijn draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van aangever [slachtoffer], door – kort gezegd – met een auto op hem in te rijden en aangever daarbij te raken. De oorsprong van dit feit ligt volgens verdachte in de omstandigheid dat hij zich ergerde aan de hond van aangever. Toen hij daarover iets tegen aangever had gezegd, heeft aangever tegen de auto geschopt. Naar aanleiding daarvan is hij op aangever ingereden, aldus verdachte.

Door de aanrijding heeft aangever letsel bekomen, te weten een schaafwond op het scheenbeen. Verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever.

Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 juli 2014 is gebleken dat verdachte eerder ter zake van strafbare feiten onherroepelijk tot een straf en/of maatregel is veroordeeld. Zo is verdachte op 1 december 2008 ter zake van (onder andere) geweldsdelicten onherroepelijk veroordeeld tot een werkstraf. Deze veroordeling leidt ertoe dat een taakstraf, waarvan oplegging in deze zaak in beginsel passend is, op de voet van het bepaalde in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht, niet kan worden opgelegd.

Het hof acht oplegging van een gevangenisstraf te zwaar voor het bewezen verklaarde feit. Daarom zal het hof een geldboete van na te melden hoogte opleggen. “

Ook nemen (soms) rechters de wetswijziging voor kennisgeving aan en wordt gewoon een “kale” taakstraf opgelegd omdat dat simpelweg de juiste strafoplegging is als alle omstandigheden van het geval worden meegewogen.

Rechtspraak is maatwerk en de overheid dient terughoudend te zijn met de beperking van de uitvoering en toepassing hiervan.

Voornemen 3: Stop met een verdere uitbreiding van het spreekrecht

Nadat door de zaak rondom Richard M. een spreekrecht voor slachtoffers door een bliksemwet werd uitgebreid (Anderen dan slachtoffers kregen opeens spreekrecht) heeft de staatssecretaris nu weer een voorstel ingediend, waarbij slachtoffers zich niet alleen meer uit mogen laten over de gevolgen die het feit heeft gehad, maar ook over de gewenste soort en hoogte van de straf. Sowieso is de keuze voor te term “slachtoffer” opvallend, nu er pas sprake is van een slachtoffer als er ook een dader is en die is er pas na de veroordeling. Tot die tijd de dader een verdachte en dient het slachtoffer dus aangever genoemd te worden.

Er is in Nederland (bewust) geen juryrechtspraak. Strafoplegging vindt plaats door professionele daartoe opgeleide rechters met de nodige ervaring. Men ziet nu al aankomen wat er gebeurd. In vergelijkbare zaken zal de ene aangever vinden dat een geldboete op zijn plaats is, terwijl de andere aangever vindt dat de verdachte jarenlang de gevangenis in moet. Een rechter kan hier dus niets mee en zal (is de gok) de aangever op dit punt aanhoren en wat hij hoort voor kennisgeving aannemen. Het is dus dubbel symboolpolitiek, omdat de aangever ook nog eens de (valse) hoop krijgt dat hij of zij invloed uitoefent. Het is niet voor niets dan een eerder voorstel dat de aangever een adviserende rol aan de rechter gaf, door alle raadgevende instanties met de grond werd gelijk gemaakt.

Voornemen 4: Grijp fors in bij CVZ, CBR, CVOM en CJIB

Niet alles hieronder valt onder Justitie, maar het begint allen met een C en er is op allen kritiek mogelijk.

CVZ

Sinds de invoering van de verplichte zorgverzekering is het CVZ (inmiddels overigens Zorginstituut Nederland) de instantie die premies “incasseert” bij wanbetalers. Het is ongeveer net zo goed uit te leggen als het gedoogbeleid. Mensen die door de crisis, werkeloosheid of schulden hun zorgpremie niet kunnen betalen worden na 6 maanden achterstand aangemeld bij dit instituut. Vanaf dat zijn ze een HOGERE premie verschuldigd per maand (gemiddeld 150%). Als iemand zijn zorgpremie niet kan voldoen, kan hij anderhalf keer die zorgpremie ook niet voldoen. De schulden worden dus groter, de problemen worden groter en de originele betaalachterstand wordt zeker niet ingelopen. Het systeem moet kritisch op te schop.

CBR

Het alcoholslotprogramma is een paardenmiddel dat is ingezet (en overigens thans door allerlei juridische problemen even in de vriezer staat). Verkeersveiligheid is een groot goed, maar het ASP kan ook worden opgelegd bij een enkele overtreding van rijden onder invloed. De kosten lopen de spuigaten uit en zijn voor veel mensen onbetaalbaar hetgeen ongeldigverklaring van het rijbewijs tot gevolg heeft met alle gevolgen van dien (baanverlies enzovoort).

Het plan heeft inmiddels een “backfire” actie gehad, nu diverse Gerechtshoven inmiddels hebben geoordeeld dat het ASP een zodanig zwaar middels is dat het gezien dient te worden als een “straf” in plaats van een maatregel en dat het Openbaar Ministerie in dergelijke gevallen niet meer mag vervolgen voor rijden onder invloed, nu je niet tweemaal gestraft mag worden door hetzelfde feit.

Maar ook op andere punten is al jarenlang kritiek, bijvoorbeeld het gemak waarmee een alcoholprobleem wordt vastgesteld.

Bepaalde waarden in het bloed zijn voor het CBR voldoende om een alcoholprobleem vast te stellen, terwijl uit talloze internationale medische onderzoeken blijkt dat dergelijke waarden ook andere oorzaken kunnen hebben.

Iemand die tijdens het onderzoek door het CBR verklaard iedere avond na een lange werkdag en voor het naar bed gaan een enkele borrel te drinken, wordt zonder al te veel problemen gediagnosticeerd met een alcoholafhankelijkheid.

Door de bezuinigingen op de gefinancierde rechtsbijstand is pro deo rechtsbijstand door de advocatuur inmiddels praktisch uitgesloten (in de gedachte van de staatssecretaris kan de burger dit zelf zonder advocaat oplossen). Als u de bescherming wegneemt, zorg er dan eerst voor dat die bescherming niet langer noodzakelijk is.

CVOM

In een ander artikel op deze website wordt uitgebreid ingegaan op de invorderpolitiek van het CVOM. Kort gezegd, er een redelijk groot aantal gevallen in de onderdelen rijden onder invloed of te hard rijden waar rechtbanken vinden dat geen rijontzegging dient te worden opgelegd. Bijvoorbeeld omdat het promillage of de snelheid relatief meevalt. Het O.M. denkt daar al jaren strenger over. Sinds het CVOM de mogelijkheid heeft rijbewijs onder zich te houden na invordering wordt in die gevallen (en dat zijn er veel) standaard hetzelfde rijtje doorlopen (als de verdachte een advocaat heeft en die oplet).

1. Overtreding wordt geconstateerd en rijbewijs wordt ingevorderd. Het betreft een feit waarvoor de rechtbank geen rijontzegging op zal leggen terwijl het O.M. vindt dat dat wel zou moeten.
2. Omdat het O.M. er anders over denkt wordt het rijbewijs voor een x aantal maanden ingevorderd.
3. De advocaat of verdachte beklaagt zich hierover bij de rechtbank en het rijbewijs wordt teruggegeven in afwachting van de zitting, omdat de rechtbank ook ziet dat een rijontzegging niet in de verwachting ligt.
4. De zaak komt op zitting, de rechtbank vindt een rijontzegging niet aan de orde maar constateerd tegelijk dat het rijbewijs gedurende de periode tussen invordering en teruggave al ingevorderd is geweest en de rijontzegging, die niet op zijn plaats is, dus deels als is geëxecuteerd.

De burger betaalt voor deze “dwangpolitiek” van het CVOM een gigantische prijs voor. Direct, nu mensen hun rijbewijs toch een tijd kwijt zijn met alle financiele consequenties van dien, zoals banenverlies. Maar ook indirect, nu de zittingen waarbij bij de rechtbank geklaagd wordt over het ingevorderd houden van het rijbewijs gigantisch veel gemeenschapsgeld kosten. Advocaat moet (op pro deo basis) aan het werk,officier heeft er werk aan, rechter heeft er werk aan.

Wijs het CVOM op de verplichting om “eerlijk” te kijken of te verwachten valt dat er een rijontzegging gaat volgen. Dat is iets anders dan beoordelen of je als CVOM VINDT dat die er zou moeten komen. “Absolute power corrupts absolutely”.

CJIB

De Nationale Ombudsman heeft zich vernietigend uitgelaten over het CJIB. De rechters in het hele landen hebben zich in een veelvoud van vonnissen vernietigend uitgelaten over het CJIB. Recentelijk ook de Rijdende rechter nog (zoek op Youtube op Rijdende Rechter CJIB voor een goed overzicht). Maar volgens het Ministerie is er niets aan de hand.

Wat gebeurd er? Mensen krijgen een geldboete. Die willen ze graag in termijnen betalen. Dat mag niet van het CJIB. Omdat ze dus niet op tijd betalen, volgen er aanmaningen. Na de tweede aanmaning is het boetebedrag gemiddeld driemaal het originele bedrag. Een boete van 300 euro wordt dus niet in termijnen voldaan, maar verhoogd naar 900 euro. Die dus ook niet in eenmaal betaald kan worden. Dan volgen er een reeks dwangbevelen en deurwaardersbezoeken. Die resulteren meestal in de constatering dat er sprake is van betalingsonmacht bij de overtreder. Die zou wel kunnen betalen, maar in termijnen en dat mag dan weer niets van het CJIB.

Vervolgens worden dwangmiddelen ingezet. Eerst wordt het rijbewijs 30 dagen ingevorderd, dan wordt een voertuig buiten gebruik gesteld en tenslotte wordt gevraagd om de persoon van zijn vrijheid mag worden beroofd, waarna overigens nog steeds moet worden betaald.

Dwangmiddelen hebben nut als iemand wel kan, maar niet wil betalen. Iemand onder druk zetten om te betalen die dat niet kan is leedtoevoeging. Een rijbewijs of auto afpakken waardoor iemand zijn baan kwijtraakt en dus inkomsten verliest werkt averechts. En als een deurwaarder constateert dat er geen verhaal bestaat, heeft het dus geen nut om deze dwangmiddelen in te zetten. Nog los van het feit dat door alle dwangbevelen en deurwaarderskosten het zo maar kan dat die 900 euro inmiddels 2000 euro is geworden. Dat die dwangbevelen door een administratieve fout ook veelal nog naar “oude” adressen worden verzonden maakt het nog triester.

Voor de laatste stap, de “gijzeling” als drukmiddel, is toestemming van de kantonrechter nodig. Die is jarenlang redelijk makkelijk gegeven. Ik heb in mijn praktijk echter vaak zat gezien dat ik met een cliënt naar de zitting ging, de kantonrechter aantoonde dat mijn cliënt niet kon betalen en het CJIB geen regeling wilde, waarna de rechter de toestemming weigerde. Dit is voor een bepaalde cliënt zelfs 10 keer in een jaar gebeurd, over hardleers gesproken.

Op een gegeven ogenblik is door de kantonrechters steeds kritischer naar dit soort zaken gekeken en steeg de kritiek op het CJIB. Tegelijk besloot de staatssecretaris dat ook in deze gevallen pro deo rechtsbijstand werd afgeschaft.

Dat was voor de kantonrechters reden tot directe actie. Er werd aangekondigd dat voortaan ALLE verzoeken tot toestemming tot gijzeling zouden worden afgewezen tenzij de officier van het CJIB aan kon tonen dat men echt wel KON betalen met het simpelweg niet DEED. Maar er is in 99 van de 100 gevallen geen officier die naar die zaken kijkt. Het gevolg is dat sinds de pro deo rechtsbijstand is afgeschaft honderden toestemmingen worden verzocht en geweigerd. Maar de verzoeken tot toestemming blijven binnen stromen en bezorgen de rechters het nodige werk met alle (maatschappelijke) kosten van dien.

Ik besprak de problematiek een keer met zo’n kantonrechter en uitte mijn verbazing omtrent het feit dat voor gijzeling wel toestemming nodig is, maar voor de inneming van het rijbewijs of het buiten gebruik stellen van een auto niet, terwijl dit ook een onnodige inzet van dwangmiddelen lijkt die door een automatisch proces worden uitgevoerd en de gevolgen groot zijn. De rechter deelde mij mede dat dat vroeger anders was, maar de wetgever had besloten dat de officier van justitie als autoriteit ook geschikt was om te beoordelen of dergelijke middelen moesten worden ingezet en toen die verantwoordelijkheid was overgedragen van rechter naar officier.

Vervolgens heeft het Openbaar Ministerie die verantwoordelijkheden volledig gemandateerd aan het CJIB en kijkt in de praktijk dus geen enkele officier meer om naar die zaak en gaat het CJIB als een robot alle mogelijkheden af met alle gevolgen van dien.

Mijn voorstel zou zijn, nu het O.M. zijn kans heeft gehad en verspeeld en de verantwoordelijkheid kennelijk niet eens wil of wil nemen (nu die naar het CJIB is gemandateerd) om per direct voor alle dwangmiddelen (inneming rijbewijs, buiten gebruik stelling voertuig en gijzeling) een gerechtelijke toestemming te vereisen en daarnaast het CJIB beleidsmatig te verplichten betalingsregelingen te treffen met mensen die een boete moeten betalen of in ieder geval het te verplichten op die mogelijkheid te onderzoeken.

Voorstel 5: Eindig de bezuinigingen op gesubsidieerde rechtsbijstand en draai reeds uitgevoerde bezuinigingen waar mogelijk terug.

Deze ligt als laatste voor de hand. Elders op deze website vindt u een artikel over de gevolgen van de bezuinigingen waarbij de sociaal zwaksten keihard worden getroffen en hun toegang tot “het recht” op de tocht staat.

Een groot deel van de voornemens levert u heel veel geld op. Er worden inkomsten verworven uit het voorstel rondom het softdrugs beleid. Daarnaast scheelt het een hele berg aan kosten voor opsporing en vervolging, nu het minder aantrekkelijk wordt om je bezig te houden met “illegale hennepteelt” als er een legaal alternatief is. Als u het CVOM laat functioneren kost dan duizenden zittingen per jaar waarbij rijbewijs worden teruggehaald (ikzelf heb er in 2014 meer dan 20 teruggehaald) met alle kostenbesparingen van dien. Als u het CJIB in het gareel krijgt scheelt dat duizenden gijzelingszittingen op jaarbasis en scheelt het vele banenverliezen bij gedupeerden, die dus geen uitkering hoeven en gewoon inkomstenbelasting blijven binnen brengen. Al met al, miljoenen of miljarden euro’s, zo voor het oprapen. Dan kan in ieder geval toch wel een deel van dat geld weer terug naar de pot van gesubsidieerde rechtsbijstand, zodat in ieder geval ook de sociaal en financieel zwakkeren op een juiste en professionele wijze kunnen worden bijgestaan in hun gang naar de rechter of hun toegang tot het recht.

Ik wens u een jaar vol politieke wijsheid toe!

– Marco Bos, 1 januari 2015